Indexeringen

Indexaties inkomsten

De indexatie van de inkomsten in de begroting valt uiteen in twee onderdelen. Het eerste onderdeel bevat de indexatie met een effect op het begrotingssaldo (gemeentefonds en ongebonden heffingen). Het tweede gedeelte bevat de indexatie van de onderdelen die geen effect hebben op de exploitatie (gebonden heffingen). In de nadere uitwerking hiervan bij de begroting worden de eventuele voordelen verwerkt (onder overige ontwikkelingen).

Onderdeel I: Geen effect op het begrotingssaldo

Bedragen x € 1.000

Indexeren - inkomsten

2022

2023

2024

2025

1.

Gemeentefonds (stelpost)

4.089

4.089

4.089

4.089

2.

OZB-opbrengst

337

337

337

337

Totaal

4.426

4.426

4.426

4.426

1. Beschikbaar stellen budgetten voor prijscompensatie 2022 vanuit circulaires
De begroting van de gemeente is opgebouwd in constante prijzen. Dit betekent dat het budget van jaar t+1 (2022) niet is verhoogd voor inflatie ten opzichte van jaar t (2021). In het onderdeel 'indexaties' worden de lasten en de baten verhoogd met inflatiepercentages die horen bij het jaar 2021. Onderdeel van deze aanpassing betreft het laten vrijvallen van de bedragen die beschikbaar zijn voor prijscompensatie in 2022 vanuit de laatst bekende circulaires.

2. Onroerendezaakbelastingen (OZB)
De opbrengst van de OZB is geïndexeerd met de CPI-index van 1,3%. Door de correctie met de CPI-index blijft de opbrengst waardevast.

Daarnaast is een aanvullende verhoging van 2,6% nodig om invulling te geven aan het besluit omtrent de compensatie van wegvallende precariobelasting zoals dat is genomen bij de Begroting 2019. Tegenover deze verhoging staat een verlaging van de precariobelasting die door Evides in rekening wordt gebracht. Tot woningen met een WOZ-waarde van ruim € 1 miljoen levert dit samen een lagere belastingdruk op. Met deze verhoging wordt een opbrengst van ongeveer € 625.000 gerealiseerd. Dit leidt niet tot een verbetering van het begrotingssaldo omdat in het saldo reeds rekening is gehouden met deze hogere opbrengst.

3. Overige ongebonden heffingen
Onder de overige ongebonden heffingen vallen de logiesheffing, de hondenbelasting en de precariobelasting.

a) Logiesheffing
De logiesheffing bedraagt momenteel € 2,00 of € 0,75 per persoon per nacht. Net als bij parkeren levert indexatie met het CPI-percentage enkele centen verschil op. Op de logiesheffing vindt daarom geen indexatie plaats, maar kan bij elk jaar een afweging plaatsvinden of een meer schoksgewijze verhoging gewenst is. Voor 2022 handhaven we het tarief, ook omdat door corona nog geen goed zicht is op hoeveel overnachtingen er daadwerkelijk zijn in een normaal jaar.

b) Hondenbelasting
Het tarief voor de eerste hond is in 2021 vastgesteld op € 59,88. Met de vaststelling van de beleidswens Hondenbelasting is in de Begroting 2022 nogmaals € 50.000 beschikbaar. Op basis van het meest recente, bekende aantal honden en met inzet het bedrag van € 50.000 zal het tarief 2022 definitief worden bepaald. Vanuit dit perspectief is er geen sprake van indexatie van de tarieven.

c) Precariobelasting
De precario inkomsten worden met 1,3% geïndexeerd (CPI-index). De precario op kabels en leidingen van nutsbedrijven mag in 2022 niet meer geheven worden.

Onderdeel II: Geen effect op het begrotingssaldo
De gebonden heffingen betreffen heffingen die worden geheven ten behoeve van een specifieke doelstelling. Uitgaven van deze opbrengsten is hieraan gebonden. Desbetreffende heffingen mogen niet meer dan kostendekkend zijn.

a) Afvalstoffenheffing
De afvalstoffenheffing wordt met 1,3% geïndexeerd. Daarnaast geven we een plaats aan de volgende wens "Inwoners geven aan het niet logisch te vinden, dat alleenstaanden evenveel afvalstoffenheffing betalen als gezinnen". In de praktijk blijken de kosten van afvalinzameling en –verwerking, naast gezinsgrootte, heel sterk af te hangen van het afvalscheidingsgedrag van huishoudens. Een kostentoerekening op basis van de hoeveelheid afval is gepland voor 2025 (zie Grondstoffenbeleidsplan 2021-2030). Nu wordt een eerste stap gemaakt door het tarief voor eenpersoonshuishoudens te verlagen ten opzichte van het tarief voor meerpersoonshuishoudens. Het besluit bij het Grondstoffenbeleidsplan is een verschil van 5% tussen deze tarieven te hanteren. Dit verwerken we kostenneutraal in de Begroting 2022. Dit heeft tot gevolg dat ten opzichte van het geïndexeerde tarief voor afvalstoffenheffing het tarief voor eenpersoonshuishoudens zal dalen en het tarief voor meerpersoonshuishoudens zal stijgen.

b) Rioolheffing
Op de rioolheffing is het principe van kostendekkendheid van toepassing. In het Gemeentelijk Rioleringsplan VII is hier opnieuw naar gekeken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de komende jaren een stijging met enkel het CPI-percentage volstaat om de benodigde werkzaamheden kostendekkend te kunnen uitvoeren. De rioolheffing wordt daarom met 1,3% geïndexeerd.

c) Parkeertarieven
Over de ontwikkelingen van de parkeertarieven is in de Nota egalisatiereserve parkeren afgesproken dat de tarieven jaarlijks worden geïndexeerd met het CPI-percentage. Dit is een afwijkend CPI-percentage, dan de 1,3% waar bij de andere tarieven mee wordt gewerkt. Het betreft de daadwerkelijke CPI-index tussen februari 2020 - februari 2021. Ook is hierbij afgesproken, dat de stijging van de kortparkeertarieven in tranches van 10 eurocent wordt gerealiseerd.

d) Bouwleges, overige gebonden heffingen, reinigingsrecht en lijkbezorgingsrechten
Om gelijke tred te houden met de inflatie stellen we voor de bouwleges, het reinigingsrecht en de overige gebonden heffingen te verhogen met 1,3%. Onder de overige gebonden heffingen vallen onder andere de leges KCC en de marktgelden.

Vanuit het plan Actualisatie Plan Essenhof zijn de lijkbezorgingsrechten onderhevig aan tarief wijzigingsvoorstellen. Voor zover tarieven in dit plan niet worden bezien wordt voor indexatie de CPI-index van gemiddeld 1,3% gevolgd.

Deze pagina is gebouwd op 06/07/2021 13:20:36 met de export van 06/07/2021 13:09:42